Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
Inleiding
De jaarrekening is opgemaakt volgens de voorschriften van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en de Financiële Verordening 2023 van Heusden. Verder is het normenkader rechtmatigheid van toepassing zoals dat door de raad op 20 februari 2024 is vastgesteld. Eventuele wijzigingen als gevolg van vernieuwde regelgeving zijn verwerkt in de beginbalans en toegelicht waar nodig.
In het algemeen kan gesteld worden dat de impact beperkt is en zich met name richt op de rente toerekening in de grondexploitatie. De waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat vinden plaats op basis van historische kosten. Voor de niet in exploitatie genomen gronden wordt gebruik gemaakt van de overgangsregeling waardoor deze tegen dezelfde waarde zijn verantwoord onder de materiële vaste activa.
De wijze waarop op vaste activa wordt afgeschreven en in welke termijn is vastgesteld in de financiële verordening. Als afsluiting van dit hoofdstuk is de tabel met de belangrijkste afschrijvingstermijnen van activa opgenomen.
Eigen bijdrage CAK
Een aanvrager van een Wmo voorziening is op grond van de Wmo een eigen bijdrage verschuldigd. De hoogte daarvan wordt bepaald op basis van de gemeentelijke verordening Wmo en de inkomensgegevens van de aanvrager. Het CAK is het publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) dat door de wetgever is belast met de berekening, oplegging en incasso van de eigen
Bijdrage, dit wordt niet door de gemeente gedaan.
Door de systematiek te kiezen van het vaststellen van de eigen bijdragen door het CAK, heeft de wetgever in feite bepaald, dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid, volledigheid van en het naleven van het voorwaardencriterium bij de eigen bijdragen geen gemeentelijke verantwoordelijkheid is. Dit betekent dat de gemeente bij de verantwoording van deze eigen bijdragen steunt op de informatie van het CAK en niet zelfstandig geheel sluitend de juistheid, volledigheid en rechtmatigheid van de eigen bijdragen hoeft te controleren.
Gezien het feit dat het CAK hiervoor verantwoordelijk is, geeft zij hier jaarlijks een mededeling over af (de 'third party-mededeling’).
Continuiteit
Deze jaarrekening is opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling. Onze organisatie loopt geen risico voor de continuïteit. We bewaken onze financiële positie (solvabiliteit, liquiditeit e.d.) goed en de financiële kengetallen vertonen een stabiel beeld waarin de financiële positie verbeterd. Indien nodig nemen we daarin maatregelen om onze taken zo goed mogelijk te blijven uitvoeren.
Balans
Immateriële vaste activa
De immateriële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingprijs (BBV art. 63 lid 1) verminderd met de afschrijvingen en waardeverminderingen die naar verwachting duurzaam zijn. Eventuele van derden verkregen specifieke investeringsbijdragen worden in mindering gebracht op het geactiveerde bedrag (BBV art. 62 lid 2). Hierbij wordt de verkregen bijdrage als bate verantwoord. De kosten van onderzoek en ontwikkeling worden na raadsbesluit geactiveerd.
Materiële vaste activa met een economisch nut
Investeringen met economisch nut
Deze materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingspijs (BBV art. 63 lid 1). Specifieke investeringsbijdragen van derden zijn op de betreffende investering in mindering gebracht (BBV art. 62 lid 2); in die gevallen wordt op het saldo afgeschreven. Slijtende investeringen worden vanaf het eerste volledige jaar na ingebruikneming lineair afgeschreven in de verwachte gebruiksduur, waarbij rekening wordt gehouden met een eventuele restwaarde. Investeringen die worden gedekt door een huuropbrengst of andere jaarlijkse vergoeding, worden annuïtair afgeschreven, ook als voor deze investeringen standaard een lineaire afschrijving geldt (fin. Verordening bijlage 1). Op grondbezit met economisch nut (buiten de openbare ruimte) wordt niet afgeschreven (BBV art. 64 lid 3).
Bij de waardering is in voorkomende gevallen rekening gehouden met een bijzondere vermindering van de waarde, indien deze naar verwachting duurzaam is. Volledigheidshalve vermelden wij dat op investeringen die vóór 2004 gedaan zijn soms extra is afgeschreven zonder economische noodzaak. Ook zijn in voorkomende gevallen reserves op dergelijke investeringen afgeboekt.
De nog niet in exploitatie genomen bouwgronden zijn opgenomen onder de materiële vaste activa. Voor de waardering van deze gronden wordt gebruik gemaakt van de overgangsregeling. Waardering vindt plaats tegen verkrijgingprijs, dan wel lagere marktwaarde.
Investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing in rekening wordt gebracht
Als investeringen grotendeels of volledig worden gedaan voor riolering of het inzamelen van huishoudelijk afval, dan worden deze investeringen op de balans opgenomen onder een afzonderlijke categorie: de investeringen met economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven (BBV art. 35 lid1b).
In erfpacht uitgegeven gronden
De in erfpacht uitgegeven gronden zijn gewaardeerd tegen de eerste uitgifteprijs (BBV art. 63 lid 4), oftewel de waarde die bij eerste uitgifte als basis voor de canonberekening in aanmerking is genomen.
Er is geen sprake van gronden waarvan de erfpacht eeuwigdurend is afgekocht.
Investeringen met maatschappelijk nut
Investeringen met een maatschappelijk nut worden, evenals investeringen met een economisch nut, geactiveerd en over de verwachte toekomstige gebruiksduur afgeschreven. De verplichting om alle investeringen te activeren volgens de nieuwe methode geldt alleen voor investeringen die sinds het begrotingsjaar 2017 zijn gedaan.
Financiële vaste activa
Kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen worden gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs (BBV art. 63 lid 1). Indien de waarde van de aandelen structureel minder waard is dan de verkrijgingsprijs zal afwaardering plaatsvinden (BBV art. 65 lid 1).
Overige verstrekkingen en leningen worden opgenomen tegen de nominale waarde, onder aftrek van een voorziening vanwege verwachte oninbaarheid indien van toepassing.
Voorraden
Noot vooraf: De Notitie grondbeleid van de commissie BBV uit 2019 is in september 2023 geactualiseerd vanwege de invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2024. Alle wijzigingen in de notitie die te maken hebben met de Omgevingswet treden in werking gelijktijdig met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Alle overige wijzigingen treden in werking met ingang van begrotingsjaar 2025. Toepassing met ingang van de jaarrekening 2024 is mogelijk maar niet verplicht. Voor de tussenliggende periode is de notitie uit 2019 leidend aangevuld met het addendum uit december 2022 inzake warme gronden. Dat betekent dat voor zover onderwerpen geen betrekking hebben op de Omgevingswet, de Notitie grondbeleid 2019 aangevuld met het addendum warme gronden van toepassing is op de jaarrekening 2023. Overigens leidt de geactualiseerde Notitie grondbeleid in begroting en jaarstukken 2023 op de hierna toegelichte onderwerpen niet tot een wijziging ten opzichte van de Notitie uit 2019 aangevuld met het addendum warme gronden.
De als ‘onderhanden werken’ opgenomen bouwgronden in exploitatie zijn gewaardeerd tegen de vervaardigingprijs (BBV art. 63 lid 1 en 3), dan wel de lagere marktwaarde (BBV art. 65, lid 2). De vervaardigingprijs omvat de kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend (zoals grondaankopen en kosten van bouw- en woonrijp maken), vermeerderd met een redelijk te achten aandeel in de rentekosten en indirecte kosten. Verkregen verkoopopbrengsten worden in mindering gebracht.
Voor te verwachten verliezen in de grondexploitatie wordt een voorziening gevormd welke in mindering wordt gebracht op de boekwaarde. Hieraan liggen geactualiseerde exploitatieberekeningen ten grondslag. Vorming van de verliesvoorziening gebeurd in lijn met de Notitie Grondbeleid van het BBV op eindwaarde.
Voor winstneming is op grond van het BBV de percentage-of-completion methode van toepassing: voor zover gronden zijn verkocht en opbrengsten zijn gerealiseerd moet tussentijds naar rato van de voortgang van de grondexploitatie winst worden genomen. Hiervoor moet het resultaat op de grondexploitatie wel op betrouwbare wijze kunnen worden ingeschat. Indien aan de volgende voorwaarden is voldaan, bestaat er voldoende zekerheid om winst te kunnen nemen:
- Het resultaat op de grondexploitatie kan betrouwbaar worden ingeschat;
- De grond (of het deelperceel) moet zijn verkocht;
- De kosten zijn gerealiseerd (winst wordt naar rato van de realisatie gerealiseerd).
Indien aan deze voorwaarden is voldaan, wordt de hoogte van de winstneming per complex (jaarlijks) berekend door ‘het percentage van de gerealiseerde kosten ten opzichte van de totale kosten’ te vermenigvuldigen met ‘het percentage van de gerealiseerde opbrengsten ten opzichte van de totale opbrengsten’. Vervolgens dient deze uitkomst vermenigvuldigd te worden met het verwachte exploitatieresultaat van de grondexploitatie nadat het berekende effect van de gecalculeerde projectgebonden risico’s op basis van de verwachte kans van optreden in mindering is gebracht op het exploitatieresultaat. Indien er hierna nog een positief bedrag resulteert, kan dit bedrag als winst worden genomen. De uitkomst van de berekening wordt daarbij per complex afgezet tegen de in eerdere jaren reeds genomen winst.
Conform het addendum warme gronden van de commissie BBV (december 2022) worden gronden die (in het verleden) zijn verworven met het oog op concrete (gebieds)ontwikkeling verantwoord onder het kopje ‘grond bestemd voor gebiedsontwikkeling op termijn door de gemeente’. Deze gronden worden ook wel warme gronden genoemd.
Warme gronden zijn gronden die worden verworven met het oog op een gebiedsontwikkeling, maar waarvoor nog geen operationele grondexploitatie is vastgesteld. Afwaardering naar de waarde volgens de geldende bestemming van dergelijke gronden kan achterwege blijven als aan een aantal cumulatieve voorwaarden wordt voldaan. Indien aan deze cumulatieve voorwaarden wordt voldaan kan voor wat betreft de toepassing van artikel 65 BBV uitgegaan worden van de toekomstige bestemming in plaats van de geldende bestemming. Na de voornoemde aanpassing betreft het de volgende cumulatieve voorwaarden: de gronden moeten deel uitmaken van een door de gemeenteraad vastgestelde visie of masterplan voor (een) concrete en binnen afzienbare tijd te starten grondexploitatie(s), waarin de gebiedsontwikkeling van totaalplan naar deelgrondexploitaties is vastgelegd;
- de (toekomstige) bestemming(en)/functies (ontwikkeling) betreffende het plangebied dien(en)t goed onderbouwd te worden; de gebiedsontwikkeling mag niet zodanig conflicteren met de uitkomst van de inventarisatie van bedreigingen die de ontwikkeling in de weg kunnen staan, bijvoorbeeld op het gebied van milieu of bereikbaarheid;
- de visie/het masterplan mag niet strijdig zijn met beleid van de provincie en/of rijk;
- periodiek (minimaal eens in de 2 jaar) worden de gronden getaxeerd tegen de waarde volgens de toekomstige bestemming, met inachtneming van de inherente onzekerheden van de ontwikkelmogelijkheden.
In de verslaggeving moeten dergelijke ‘warme’ gronden vanaf 2019 worden opgenomen onder materiele vaste activa, gronden en terreinen. In de toelichting worden deze afzonderlijk vermeld als gronden, bestemd voor de gemeentelijke gebiedsontwikkeling en als zodanig toegelicht. Gronden die voor 2019 zijn verworven en die vanaf 2019 worden verantwoord als gronden bestemd voor de gemeentelijke gebiedsontwikkeling, blijven gewaardeerd tegen de bestaande boekwaarde. Toegepaste afwaarderingen tot en met 2018 mogen niet worden teruggedraaid. Echter, ingeval afwaardering heeft plaatsgevonden via een voorziening, dan kan de voorziening wel vrijvallen waardoor de eerdere waarde wordt hersteld.
Wanneer voor warme gronden onder de materiele vaste activa een voorziening is getroffen dan dient bij de inbreng van deze gronden in een grondexploitatie in principe te worden uitgegaan van de bruto-waarde. Of de eerder getroffen voorziening (geheel) kan vrijvallen moet blijken uit het resultaat van de vastgestelde exploitatieopzet. Indien dit resultaat nadelig is dan moet een voorziening worden gevormd voor het verwachte exploitatietekort (in die situatie is de bruto-waarde van de grond te hoog en kan die niet geheel worden terugverdiend).
Voor de waardering van de grondpositie bestemd voor gebiedsontwikkeling in Heusden heeft dit geen effect aangezien de taxatie op basis van de huidige bestemming van deze grondpositie een hogere waarde laat zien dan de waarde bij de voorgenomen herontwikkeling.
De gronden die al in bezit waren zijn voor wat betreft de toepassing van artikel 65 lid 1 BBV gewaardeerd tegen de bestaande waarde.
Aan de boekwaarde wordt geen rente toegevoegd. Wel worden de voorbereidingskosten (met name omgevingsplankosten, beheerkosten en de apparaatskosten) van de herontwikkeling tot het moment van vaststelling van het gewijzigde omgevingsplan jaarlijks toegevoegd aan de boekwaarde. Op basis van een grondexploitatieberekening wordt zo nodig een verliesvoorziening gevormd die jaarlijks wordt geactualiseerd. Aan de raming van de toekomstige opbrengsten in de grondexploitatie ligt minimaal eens per 2 jaar een taxatie ten grondslag op basis van de toekomstige bestemming (of bestaande bestemming als het programma nog niet vaststaat).
Om het inzicht te bevorderen is er bewust voor gekozen om de voorbereidingskosten op te nemen onder ‘grond bestemd voor gebiedsontwikkeling op termijn door de gemeente’. Zo worden deze kosten ook betrokken bij de (af)waardering op van de jaarlijkse exploitatieberekening en blijven deze kosten ook inzichtelijk in het kader van de vennootschapsbelasting.
Hiermee wordt een bestendige gedragslijn gehanteerd in vergelijking met de eerdere jaarrekening(en) en worden in lijn met het BBV tijdelijke resultaatschommelingen voorkomen. De gronden blijven gewaardeerd tegen de aanschafwaarde plus voorbereidingskosten en worden niet opgewaardeerd naar de getaxeerde waarde.
De voorraad gereed product en handelsgoederen wordt gewaardeerd tegen de verkrijging- of vervaardigingsprijs, of tegen de marktwaarde indien deze lager is.
Vorderingen en overlopende activa
De vorderingen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde, verminderd met een voorziening voor verwachte oninbaarheid (BBV art. 63 lid 8). De voorziening is bepaald op basis van de geschatte inningskansen.
Liquide middelen en overlopende posten
Deze liquide middelen zijn tegen nominale waarde opgenomen.
Eigen vermogen
Aangezien de gemeenteraad bij het vaststellen van de jaarrekening besluit over de resultaatbestemming is het gerealiseerde resultaat afzonderlijk opgenomen onder het eigen vermogen. Dit saldo bestaat uit het bruto resultaat en de mutaties in reserves waarover de gemeenteraad bij de primaire begroting of latere begrotingswijzigingen al besloten heeft.
Voorzieningen
Voorzieningen worden gewaardeerd op het nominale bedrag van de betreffende verplichting of het voorzienbare verlies. Voorzieningen worden op grond van het BBV (art. 44 lid 1) gevormd voor:
- verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op balansdatum onzeker is maar redelijkerwijs te schatten;
- op balansdatum bestaande risico’s van verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs te schatten is;
- kosten die in een volgend begrotingsjaar worden gemaakt maar de oorsprong hebben in het begrotingsjaar of een eerder begrotingsjaar en de voorziening strekt tot kostenegalisatie;
- bijdragen aan toekomstige vervangingsinvesteringen waarvoor een heffing wordt geheven;
- van derden verkregen middelen die specifiek besteed moet worden.
Zoals vermeld bij de betreffende activa worden voorzieningen die de waarde van een actief corrigeren in mindering gebracht op de boekwaarde van het actief.
Schulden met een looptijd langer dan één jaar
De schulden met een looptijd langer dan één jaar zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde verminderd met gedane aflossingen.
Vlottende passiva
Zowel de schulden met een looptijd korter dan één jaar als de overlopende passiva zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde.
Borg- en garantstellingen
Van de door de gemeente gewaarborgde leningen is op de balans buiten telling het totaalbedrag van de schuldrestanten per einde boekjaar opgenomen (BBV art. 50). In de toelichting op de balans is de specificatie opgenomen van deze borgstellingen.
Staat van baten en lasten
Algemeen
De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Baten en winsten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico's die hun oorsprong vinden vóór het einde van het begrotingsjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.
Algemene uitkering uit het gemeentefonds
De algemene uitkering wordt opgenomen op basis van de laatste gepubliceerde verzamelstaat van uitkering uit het gemeentefonds van het begrotingsjaar. Deze is doorgaans gebaseerd op de decembercirculaire.
Personeelslasten
Voor arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van een jaarlijks vergelijkbaar volume worden geen voorzieningen getroffen of op andere wijze een verplichting opgenomen. De referentieperiode hiervoor is vier jaar. Als gevolg van deze bepaling worden een aantal personeelslasten verantwoord in de periode van uitbetaling.
Dividend
Dividendopbrengsten van deelnemingen worden verantwoord op het moment van betaalbaarstelling.
Vennootschapsbelasting
Het bedrag voor de heffing van de vennootschapsbelasting wordt apart opgenomen in de staat van baten en lasten. De vennootschapsbelasting wordt verantwoord op basis van de fiscale grondslag.
Wanneer er sprake is van een recht op verliescompensatie wordt dit buiten de balanstelling opgenomen aan de actief zijde van de balans.
Tabel vastgestelde afschrijvingstermijnen
Afschrijvingsmethode
Investeringen die worden gedekt door een huuropbrengst of andere jaarlijkse vergoeding, worden annuïtair afgeschreven, ook als voor deze investeringen standaard een lineaire afschrijving geldt.
Afschrijvingstermijnen
Omschrijving | Afschrijvingsduur |
---|---|
Materiële vaste activa | |
Gronden en terreinen (Sport, speel, parkeer etc.) | 7 – 40 jaar |
Gronden (niet openbare dienst, ondergrond schoolgebouwen en binnenwater) | Geen afschrijving |
Woonruimten | 15 – 40 jaar |
Bedrijfsgebouwen | 15 – 40 jaar |
Grond-, weg- en waterbouwkundige werken (Wegen, kunstwerken straatmeubilair etc.) | 5 – 70 jaar |
Grond-, weg- en waterbouwkundige werken (Riolering) | 40 – 70 jaar |
Vervoermiddelen | 8 – 15 jaar |
Machines, apparaten en installaties | 7 – 20 jaar |
Hard- en software | 3 – 7 jaar |
Overige materiële vaste activa | 4 – 25 jaar |
Immateriële vaste activa | |
Kosten van onderzoek en ontwikkeling | Max 5 jaar |
Overige immateriële vaste activa | 5 – 10 jaar |
Financiële vaste activa | |
Bijdragen aan activa in eigendom van derden | 5 jaar |